Tuigen

Fragmenten uit het Grote Werk

Kijkt u maar eens naar mijn secretaresse, juffrouw Helena’, zegt Domin. ‘Zij is er een. Een robot. Toe maar, voelt u even aan haar gezicht.’

*

‘You’re a believer, right?’
Hoezo, Paul?’
Tech! Dat je een believer bent.’
‘Wat wil je dat ik zeg’, lacht ze? ‘Het is een kwestie van tijd, lieveling. Als je het over robots wil hebben, ze zijn hier al de hele tijd… De puzzelstukjes worden elke dag verder gelegd, ontelbare stukjes. Ik denk dat we met de juiste technologie een prachtige wereld kunnen maken.’
‘Een prachtige wereld? En wij dan?’
‘Wij worden prachtige mensen natuurlijk. De beste versie van onszelf.’
Buiten motregende het. Er scheerden spreeuwen over het landschap, dat steeds meer op België ging lijken, geploegde akkers, telefoonpalen, fabrieken, verwaaide huizen, perken – de dagen in hun domme regelmaat. Ik vroeg me onwillekeurig af hoe mijn beste versie er zou uitzien. Het viel te vrezen dat hij zich niet in deze trein zou ophouden, en de hare nog veel minder. Onze beste versies zouden elkaar nooit hebben ontmoet, in geen duizend jaar.

*

Vandaag zien we dat willoze machines ons hun wil kunnen opleggen. Wie programmeert hen? Vanuit welk mensbeeld? Eén dat de mens versterkt, of éen dat de mens uit beeld jaagt en met de winst gaat lopen?

Het zijn maar enkele fragmentjes uit het stuk “Over onze tuigen”. Paul en zijn Israëlische vriendin Vera hebben een lange reis achter de rug. Ze zitten op de trein, schuilend voor de regen, ergens tussen Warschau en Wenen. Ze sparren over het bitterzoete wonder van onze technologie. En vieren in één moeite een eeuwfeest, dat van de robot… Klik hier om kennis te maken met de bonte protagonisten van dit ene stuk. En een iconisch beeld.